Over het vertalen in het Duits van Mathijs Deens De duiker door Andreas Ecke

03 mei 2023
| | | |

Andreas Ecke vertaalde Mathijs Deens De duiker als Der Taucher. Het boek verscheen nog vóór de Nederlandse editie. Op ons verzoek licht hij zijn vertaling toe. Lees over de nauwkeurige stijl en subtiele humor van Mathijs Deen en over het vertalen van ‘een sleepje geven’.

N.B. Lees op onze site ook fragmenten uit De duiker en De Hollander, en Daan Stoffelsen over De duiker.

De stijl van Mathijs Deens Noordzeeverhalen

Het afgaande tij trekt het water weg van het Wad, waardoor het grillige patroon van geulen die in de slikvelden liggen zichtbaar wordt. Het is een kronkelige wirwar van bloedvaten die zilver blinken in het lage zonlicht. De smalle stranden van de verspreide onbewoonde eilandjes lichten op als bronzen sikkels en op de kweldertjes die zich in de luwte van die stranden schuilhouden gloeien de late herfstkleuren; een patchwork van bloedrood, paars, felgroen en geel. Grote troepen vogels vliegen op, wenden plotseling.

Deze nuchtere en tevens krachtige, zintuiglijke manier waarop Mathijs Deen telkens weer de sfeer van de Nordzeekust, de Waddenzee en het wad oproept, hoort volgens mij tot de bijzonder aantrekkelijke eigenschappen van boeken zoals Het lichtschip, De Hollander en De duiker (natuurlijk ook van de overige boeken van deze auteur, maar in deze context gaat het immers om zijn Noordzeeverhalen). Hier schrijft iemand die heel nauwkeurig waarneemt en die zich in zijn weergave van het waargenomene beperkt tot de essentiële dingen; er staat geen overbodig woord.

Iets dergelijks geldt net zo goed voor de beschrijving van gebeurtenissen: het zijn doorgaans precieze, nuchtere schilderingen waarbij de auteur zich beperkt tot de wezenlijke dingen zonder expliciete uitleg bijvoorbeeld van de emotionele gesteldheid van een figuur. Veel wordt slechts indirect te verstaan gegeven; als lezer moet (of misschien beter: mag) je de betekenis van bepaalde handelingen of uitingen zelf uit de context opmaken. Een voorbeeld: als het lijk van de duiker wordt afgehaald van het patrouilleschip van de Bundespolizei, kijkt iedereen toe hoe de kist aan de lier van de helikopter wordt opgehesen, behalve Liewe, die zich afwendt en naar de horizon kijkt. Meer staat er niet, iedereen kan zelf invullen wat Liewe op dit ogenblik voelt. Deze indirectheid hoort volgens mij tot de bijzondere literaire kwaliteiten van Mathijs Deens stijl.

De subtiele humor van Mathijs Deen

Bovendien correspondeert die beperking op het wezenlijke en het afzien van uitvoerige verklaringen wonderwel met de zwijgzaamheid van het eigenzinnige en ook een beetje ‘moeilijke’ hoofdpersonage Liewe Cupido; in de figuur van Liewe is het schitterend laconieke van Mathijs Deens schrijftrant als het ware belichaamd. En zijn zwijgzaamheid en niet altijd bijzonder geslaagde communicatie, bijvoorbeeld met collega’s (hoeveel telefoongesprekken breekt hij gewoon af zonder vragen te hebben beantwoord en zonder te zeggen wat hij van plan is?) zijn natuurlijk ook heel grappig, zoals veel andere dingen in de romans van deze auteur.

Voor mij, en waarschijnlijk niet alleen voor mij, is niet in de laatste plaats de altijd heel subtiele humor een uitzonderlijk sterke kant van Mathijs Deens boeken. Humor in allerlei verschillende gedaantes, soms ook gecombineerd met de beschrijving van eerder treurige toestanden of gebeurtenissen; een voorbeeld hiervan zijn de belevenissen van Jeltje Schol, de oude vrouw op Terschelling die op haar verjaardag urenlang naar haar geboortehuis loopt om haar – natuurlijk allang overleden – ouders te ontmoeten.

Volgens mij manifesteert zich vooral (maar niet alleen) in dergelijke tekstpassages, waarin het treurige samengaat met het grappige, een heel sympathieke eigenschap van de verteller Mathijs Deen: een warmhartige aard, een soms bijna teder soort begrip voor menselijke gebreken. Tot het humor-spectrum van de Noordzee-detectives hoort verder zelfs een soort running gag in verband met Liewes ontbijtteleurstellingen: soms krijgt hij helemaal geen ontbijt in een hotel omdat hij met zijn hond de ontbijtzaal niet binnen mag, of hij eet ondanks zijn goede voornemens veel te veel, of zijn ontbijttafel wordt afgeruimd terwijl hij buiten staat de telefoneren (in De Hollander), of hij heeft trek in heel andere dingen dan het aangeboden gezonde voedsel, enzovoort.

Met hulp van een gediplomeerde zeilmaker

Om nog eens terug te keren naar de maritieme sfeer, die Mathijs Deen zo vaardig oproept: een wezenlijk element daarvan is in Het lichtschip, De Hollander en De duiker uiteraard alles wat met schepen en zeevaart te maken heeft, en het bijbehorende vocabulaire. Mathijs Deen heeft blijkbaar veel verstand van deze dingen, ook daarom zijn zijn verhalen zo overtuigend en sluitend. En ik moet bekennen dat ook dit een van de talrijke redenen is waarom ik zijn boeken met zoveel plezier vertaal, want toevallig heb ik zelf, al sinds kinderdagen, een bijzondere passie voor schepen en alles wat met zeevaart en zeevaartgeschiedenis samenhangt, hoewel (of juist omdat?) ik in het binnenland ben opgegroeid. Dankzij deze speciale belangstelling is mijn actieve woordenschat op dit gebied waarschijnlijk betrekkelijk groot, wat in dit geval goed uitkomt; bovendien bezit ik natuurlijk allerlei nautische naslagwerken.

Er is echter nog iets anders dat fouten op nautisch gebied onwaarschijnlijk maakt: Uitgeverij mare laat alle tekstgedeeltes met boten en schepen voor de zekerheid lezen door een expert die zeiler en zelfs gediplomeerde zeilmaker is. In Der Taucher bijvoorbeeld is een door hem voorgestelde verbetering opgenomen (in de vertaling, bedoel ik: ‘een sleepje geven’ (eind hoofdstuk 53) is nu niet meer vertaald met ‘in Schlepp nehmen’ zoals ik dat had gedaan, maar met ‘an den Haken nehmen , omdat zeelui, maar ook ‘vrijetijdszeelui’, waarschijnlijk eerder deze formulering zouden gebruiken. En ook dergelijke details zijn belangrijk. Ook niet onbelangrijk voor een realistische sfeer kunnen regionale taalkundige elementen zijn, maar in dit geval beperkt de auteur zich tot enkele Noord-Friese zinnen in de context van de gebeurtenissen op Föhr (natuurlijk is dat geen Duits dialect maar het restant van een Noordzee-Germaanse taal, nauw verwant met het Westerlauwers Fries, en toch heel anders), zinnen die natuurlijk onvertaald moesten blijven en waarvan de betekenis uit de context kan worden opgemaakt.

Andreas Ecke vertaalde werk van Geert Mak (met Gregor Seferens), Gerbrand Bakker (zijn vertaling Oben ist es still werd met de Else-Otten-Übersetzerpreis bekroond), Bart Van Loo, David Van Reybrouck, Anne-Gine Goemans, Saskia Goldschmidt, Otto de Kat, Ernest van der Kwast, Bert Wagendorp en Henk van Woerden in het Duits. In 2016 kreeg hij de Europäischen Übersetzerpreis. Van Mathijs Deen vertaalde hij zijn waddenfictie tot nu toe - Der Schiffskoch, Der Holländer en Der Taucher – maar ook Unter den MenschenÜber alte Wege en Fluss ohne Grenzen.

Over het vertalen in het Duits van Mathijs Deens De duiker door Andreas Ecke

Delen op

€ 21,99
€ 9,99
€ 21,99
€ 11,99
€ 24,99
€ 24,99
€ 6,99
€ 23,99
€ 21,99
pro-mbooks1 : athenaeum